Na het bekijken van de film Marina waarover ik het eerder in deze blog al had, wilde ik nog wat verder graven naar het mijnverleden in Limburg. Het museum van Beringen bezocht ik eerder al en kende ik dus al. Bijgevolg ging ik verder op zoek en bij het inplannen voor het bezoek aan Greenville in Houthalen zag ik op de website dat er een tentoonstelling over het Limburgse mijnverleden te bezichtigen was, dus gekoppeld aan mijn bezoek aan Greenville bezocht ik ook die tentoonstelling.
De Houthalense mijnsite
Een kleine geschiedenis:
De steenkoolmijn van Houthalen was een van de zeven mijnen van het Kempens steenkoolbekken samen met Zolder, Winterslag, Waterschei, Beringen, Zwartberg en Eisden. In Houthalen bevond zich ook het hoofdgebouw van dat Kempens steenkoolbekken.
De eerste boringen naar steenkool in Houthalen werden uitgevoerd in 1902 door André Dumont. Houthalen zou uitgroeien tot een grote mijnsite met twee schachtbokken die elk 74 personen via de lift de mijnen in kon
laten dalen, eveneens konden deze schachtbokken ook elk 12 steenkool omhooghalen. De schachtbokken staan er nu nog steeds en zijn een soort van monument voor het rijke mijnverleden.
In 1964 kwam het tot een fusie met de mijn van Zolder. Er werden ondergrondse verbindingen gemaakt tussen de twee mijnen. De steenkool uit Houthalen werd in Zolder bovengehaald, de schachten in Houthalen dienden meer voor de aanvoer van materialen en dergelijke. De sluiting van de mijn in Zolder betekende ook het einde voor de mijn van Houthalen.
De arbeiders..
Tijdens de tweede oorlog werden door de Duitsers gevangengenomen Russen in de mijn van Houthalen ingezet, later op het einde van de oorlog werden meer dan 1000 Duitse krijgsgevangenen ingezet in de steenkoolmijn. Ook werden collaborateurs ingezet om het zware werk te verrichten.
Net als in de andere steenkoolmijnen werd er beroep gedaan op buitenlandse werkkrachten, zoals te zien in de film Marina werden zij ondergebracht in barakken die eigenlijk mensonwaardig waren. Gedurende de tentoonstelling wordt hier een duidelijk beeld van geschetst.
Deze afbeelding geeft een straatbeeld weer van de barakken zoals die eruit zagen. Hier een voorbeeld van de barakken gebouwd voor gastarbeiders in de wijk Meulenberg.
De gevaren..
Het grootste gevaar in de mijnen was 'mijngas', een stil en geurloos gas wat zeer gevaarlijk was. Bij een ontsteking zou het ontploffen maar ook was er verstikkingsgevaar. De mijnwerkers hadden hiervoor twee verklikkers, er werd gebruik gemaakt van een kanarievogel of van een mijnwerkerslamp. Wanneer de kanarievogel begon te tsjilpen was dit voor de mijnwerkers een signaal, later werd gebruik gemaakt van de mijnwerkerslamp, zodra de vlam begon te dansen of te doven was dit voor de mijnwerkers het signaal dat er mijngas was. De mijngangen werden dan ontruimd! Een ander groot gevaar was onveilig werken, het werk in de mijnen was zeer zwaar en het waren vaak ook lange dagen. Door onveilig te werken bracht men niet alleen zichzelf in gevaar maar ook de andere kompels (mijnwerkers). Natuurlijk was het werk onder de grond ook zeer slecht voor de gezondheid, vele zoniet alle mijnwerker hielden aan de jaren in de mijn gezondheidsproblemen over, waarvan 'stoflongen' het bekendst. Deze aandoening werd veroorzaakt door het inademen van al het stof onder in de mijnen en tastte de longen zeer zwaar aan.
Patroonheilige..
Om zich te behoeden van al die gevaren en aandoeningen legden de mijnwerkers hun lot in de handen van de Heilige Barbara. Zij is de beschermheilige van de mijnwerkers en de gevaarlijke beroepen.
Nog ieder jaar wordt de Heilige Barbara gevierd door ex-mijnwerkers, dit op 4 december.
De sluiting van de mijn..
In
Limburg werd de eerste mijn gesloten in 1966, de
mijn van Zwartberg in Genk, waar toen 4000 mensen werkten. De Belgische
regering had deze sluiting aangekondigd samen met die van enkele Waalse
mijnen. Ze had echter niet gerekend op het protest en de woede van de
bedreigde Limburgse mijnwerkers. Toen de eerste
ontslagbrieven in de bus vielen kwamen de mijnwerkers in actie en werd
de ondergrond van de mijn in Zwartberg bezet. De solidariteit van de
Limburgse bevolking met de mijnwerkers van Zwartberg was erg groot. Een
betoging van mijnwerkers vanuit Zwartberg naar de mijn van Waterschei om
hun collega's daar om solidariteit te vragen liep uit op een bloedbad.
De mobiele colonne van de Rijkswacht reageerde erg overspannen toen de
kop van de betoging bij de mijnpoort van Waterschei verscheen en schoot
met scherp op de manifestanten. Er vielen 2 doden en verschillende
zwaargewonden. De dagen daarna werd het leger ingezet om de erg
gespannen sfeer de baas te kunnen.
Toen
de Belgische overheid in de jaren 80 van de vorige eeuw de
subsidiekraan voor de 5 overgebleven Limburgse mijnen definitief wilde
dichtdraaien, werkten er nog ruim 18.000 mijnwerkers, waaronder veel
jongeren. Er werd een kolenmanager aangesteld, die met een aanzienlijke
enveloppe de resterende mijnactiviteit zou gaan afbouwen en die tegelijk
de streek nieuwe economische perspectieven moest weten te bieden. De
mijnwerkers, die regelmatig acties en betogingen hielden tegen de
plannen, werden op den duur verleid met hoge oprotpremies en erg
gunstige pensioenregelingen. Mijnwerkers uit de oostelijk gelegen mijnen
werden daarbij nog eens handig tegen hun westelijke collega's
uitgespeeld en mede daardoor konden de mijnen in Belgisch Limburg toch
vrij snel sluiten. De mijnen in Waterschei, Winterslag en Eisden waren
in 1987 dicht en de westelijke mijnen in Beringen en Zolder (fusie met Houthalen) volgden
daarna.
Een man die zich samen met de mijnwerkers afzette tegen de sluiting van de mijnen was Jef Ulburghs. In de tenoonstelling staat ook zijn borstbeeld, met de vuist gebald.
Ulburghs genoot internationale waardering als vredesactivist.
Hij werkte in de traditie van negentiende-eeuwse priesters die hun
religieus engagement verbonden met de maatschappelijke strijd van armen
en lagere sociale klassen. Als een soort Adolf Daens deed hij dat buiten de lijnen die de katholieke kerk daarvoor uittekende en ook stapte hij in de politiek, eerst bij SPA en daarna bij Agalev.
Het bezoek aan deze tentoonstelling loont zeker de moeite, het is geen heel grote tentoonstelling maar het geeft wel een goed beeld weer van het leven in de mijn maar ook van het leven er rond. Het feit dat het plaatsvindt op de oude mijnsite met zicht op de twee schachtbokken geeft het bezoek een extra dimensie en het is ook mogelijk het mijnterrein te betreden waardoor de leerlingen beter beeld krijgen van hoe groot het hele mijngebeuren eigenlijk wel was. Het bezoek biedt ook de mogelijkheid om achteraf in de klas nog te werken rond het mijnverleden, zeker in kader van migratie en integratie kan dit bezoek bijdragen aan een beter beeld van hoe de gastarbeiders hier kwamen maar ook wat de steenkoolmijnen eigenlijk waren. Het is dus zeker bruikbaar voor PAV.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten